Posts by Yap-Administratie

Foutenleer redt vennootschap bij afwaardering lening aan dochtervennootschap

De fiscale foutenleer blijkt opnieuw een krachtig reddingsmiddel bij een zakelijke misstap. Een moedervennootschap wilde in 2016 een vordering op haar dochtervennootschap afwaarderen. De inspecteur blokkeerde dit, omdat de lening al in 2015 civielrechtelijk was kwijtgescholden. De timing leek fataal, totdat de rechtbank de foutenleer toepaste. Dankzij deze fiscale reparatieregel kan de moeder alsnog het volledige bedrag in aftrek brengen.

Vordering dochter

De zaak draait om een vennootschap die een vordering van € 880.717 op haar dochtervennootschap heeft. Deze vordering bestaat grotendeels uit niet-betaalde rente door de dochtervennootschap. De moedervennootschap wil deze vordering in 2016 fiscaal afwaarderen. De dochtervennootschap kan de schuld niet terugbetalen en de vordering is waardeloos geworden.

De inspecteur weigert de aftrek. Hij stelt dat de moeder de vordering al in 2015 heeft kwijtgescholden. De kwijtschelding moet daarom in 2015 worden verwerkt, niet in 2016. Subsidiair stelt de inspecteur dat het bedrag te hoog is. Een deel betreft rente over bedragen die al waren afgelost of verrekend.

Afwaarderen vordering

De rechtbank geeft de inspecteur gelijk op één punt: de vordering is inderdaad al in 2015 kwijtgescholden. De moeder heeft geen civielrechtelijke vordering meer in 2016. Toch wint de moedervennootschap de zaak. De rechtbank staat toe dat de foutenleer wordt toegepast. Deze fiscale regel voorkomt dubbele belasting of belastingvrijstelling door fouten. De inspecteur had de kwijtschelding in 2015 gecorrigeerd. Hierdoor stond de vordering nog steeds op de fiscale balans. De afwaardering kan daarom alsnog in 2016 plaatsvinden. Ook mag het volledige bedrag worden afgewaardeerd. De moedervennootschap heeft in het verleden alle rentebaten aangegeven. De rechtbank oordeelt dat het gehele bedrag aftrekbaar is.

Foutenleer

De foutenleer is een belangrijk fiscaal principe. Het zorgt ervoor dat vermogensfouten uit het verleden geen blijvende invloed hebben op de belastingheffing. Als het eindvermogen van het vorige jaar onjuist is vastgesteld, mag dit worden hersteld. Hierdoor wordt dubbele belastingheffing of belastingontwijking voorkomen. In deze zaak was de vordering civielrechtelijk verdwenen, maar fiscaal nog aanwezig. Deze balansfout kon via de foutenleer worden rechtgezet.

Bron:Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBGEL:2024:8157. | 20-11-2024
Read more

Rechtbank past toekomstige wetgeving toe bij berekening belastingrente

De algemene heffingskorting kan een fiscale fuik worden voor fiscale partners. Een vrouw krijgt navorderingsaanslagen, omdat haar man een belastingkorting aanvraagt. Naar het oordeel van de rechtbank vordert de inspecteur terecht de eerder uitbetaalde heffingskortingen terug. Verrassend genoeg past de rechtbank alvast toekomstige wetgeving toe bij de berekening van de belastingrente. Deze vooruitziende blik bespaart het echtpaar honderden euro's aan belastingrente.

Heffingskorting

Een getrouwde vrouw krijgt in 2019 en 2020 de algemene heffingskorting uitbetaald. Dit kan als de fiscale partner voldoende belasting betaalt. Haar echtgenoot heeft sinds 2011 een vastgesteld verlies uit aanmerkelijk belang. In 2022 vraagt de man het verlies om te zetten in een belastingkorting. De inspecteur honoreert dit verzoek. Hierdoor betaalt de man over 2019 geen belasting meer en over 2020 slechts € 951. De inspecteur vordert vervolgens de eerder uitbetaalde heffingskortingen van de vrouw (gedeeltelijk) terug. Ook brengt hij belastingrente in rekening.

Belastingrente

De rechtbank oordeelt dat de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd. De latere belastingkorting van de man is een nieuw feit dat navordering rechtvaardigt. Het stelsel van communicerende vaten werkt nu eenmaal zo. Het verzoek van de vrouw om de navorderingsaanslagen te vernietigen wijst de rechtbank af. De rechtbank geeft wel gehoor aan haar klacht over de belastingrente. Deze wordt flink verminderd op basis van een nog niet ingevoerd wetsartikel. Toch past de rechtbank het alvast toe. De rechtbank verwijst hierbij naar de Hoge Raad, die eerder een vergelijkbare uitspraak deed.

Communicerende vaten

Door deze vooruitziende blik van de rechtbank daalt de belastingrente aanzienlijk. De rechtbank berekent de belastingrente alleen over de periode tussen de verminderingsbeschikking van de man en de invorderbaarheid van de navorderingsaanslagen. Deze benadering voorkomt dubbele belastingrente bij communicerende vaten. De vrouw betaalt nu geen rente over periodes waarin haar man al had betaald. Dit is precies wat de nieuwe wetgeving beoogt.

Bron:Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBGEL:2025:4765 | 18-06-2025
Read more

Inspecteur moet onduidelijk aangiftebiljet beter vormgeven

Dubbelzinnige aangifterubrieken leiden tot schrappen van belastingrente. Het hof oordeelt dat belastingplichtigen niet de dupe mogen worden van onduidelijke keuzemogelijkheden in het aangiftebiljet. De zaak draait om een bestuurder-aandeelhouder die jaarlijks € 24.000 aan lijfrente-uitkeringen ontvangt van zijn bv. Op deze uitkeringen is geen loonheffing ingehouden. De uitkeringen worden in de aangifte inkomstenbelasting vermeld bij de rubriek "Lijfrente-uitkering of afkoopsom". De belastingplichtige vult keurig in dat geen loonheffing is ingehouden. Door deze keuze berekent het aangifteprogramma geen bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). De inspecteur legt later navorderingsaanslagen op met belastingrente. Volgens de inspecteur had de belastingplichtige de rubriek "Uitkeringen zonder loonheffing" moeten gebruiken. Deze rubriek leidt wel tot een berekening van de Zvw-bijdrage.

Het geschil

De rechtbank oordeelt in eerste aanleg dat zowel de aanslagen als de belastingrente terecht zijn. De belastingplichtige gaat in hoger beroep. Het hof dient twee rechtsvragen te beantwoorden: zijn de aanslagen Zvw terecht en is de belastingrente terecht opgelegd?

Aanslagen

Het hof oordeelt dat de aanslagen Zvw zelf terecht zijn opgelegd. De belastingplichtige stelt dat hij in 1999 afspraken heeft gemaakt over het niet inhouden van loonheffing. Deze afspraken zouden volgens hem ook de Zvw-bijdrage uitsluiten. Het hof wijst dit argument af, omdat de Zvw pas in 2006 is ingevoerd. Een afspraak uit 1999 kan geen betrekking hebben op een later ingevoerde belasting.

Belastingrente

Over de belastingrente komt het hof tot een verrassend oordeel: deze is in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De belastingrentebeschikkingen worden volledig vernietigd. Het hof overweegt dat de belastingplichtige een begrijpelijke keuze heeft gemaakt voor de verkeerde rubriek. De rubriek "Lijfrente-uitkering" is logischerwijs de aangewezen plek voor een lijfrente-uitkering. De toelichting bij de aangifte geeft geen duidelijke indicatie dat deze rubriek niet geschikt is. Van een gemiddelde belastingplichtige kan niet worden verwacht dat hij alle toelichtingen leest.

Het hof stelt: "Van een zorgvuldig handelende inspecteur mag worden verwacht dat het aangiftebiljet duidelijk is". Het aangiftebiljet is voor meerderlei uitleg vatbaar.

Betekenis voor de praktijk

Het hof maakt een belangrijk onderscheid. De bijdrage zelf blijft verschuldigd, ook al is het aangifteformulier onduidelijk. Maar de belastingrente kan worden vernietigd als de fout begrijpelijk is. De uitspraak legt een zorgplicht bij de inspecteur voor het ontwerpen van duidelijke aangifteformulieren. Bij onduidelijke aangifteformulieren kan de belastingrente komen te vervallen.
 

Bron:Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLI:NL:GHDHA:2025:1066 | 02-06-2025
Read more

Geen bezwaar, geen rechtsherstel

Een man ontvangt een aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2019 en maakt hier tijdig bezwaar tegen. Kort daarna oordeelt de Hoge Raad in het zogenaamde kerstarrest dat de vermogensrendementsheffing in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) als de belasting hoger uitvalt dan het werkelijk behaalde rendement. Vervolgens verklaart de staatssecretaris tijdens een collectieve uitspraak op bezwaar alle bezwaarschriften binnen de massaalbezwaarprocedure gegrond voor de jaren 2017 tot en met 2020.

Rechtsherstel 

De man dient vervolgens verzoeken in voor ambtshalve vermindering van zijn aanslagen inkomstenbelasting over 2017, 2018 en 2019. Hij vermeldt daarbij dat deze verzoeken, voor zover nog nodig, ook als bezwaarschrift mogen worden aangemerkt. De Belastingdienst bevestigt alleen de ontvangst van het bezwaar voor 2017. Later ontvangt de man een algemene brief over de massaalbezwaarprocedure. Hierin staat dat aanslagen die deelnemen aan de procedure in aanmerking komen voor rechtsherstel. Uiteindelijk krijgt hij rechtsherstel voor 2019 en zijn aanslag wordt verminderd.

Te laat

Voor 2017 en 2018 wijst de Belastingdienst de verzoeken af, omdat deze te laat zijn ingediend. De man vecht deze beslissing aan, maar de rechtbank en later ook het gerechtshof oordelen dat de afwijzing terecht is. Zij vinden dat de brief over de massaalbezwaarprocedure niet anders kan worden uitgelegd dan dat deze alleen geldt voor aanslagen waarvoor tijdig bezwaar is gemaakt. Omdat de verzoeken over 2017 en 2018 buiten de termijn vallen, blijven de afwijzingen in stand.

Bron:Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLI:NL:GHDHA:2025:965 | 07-05-2025
Read more

Hoge Raad: Belastingdienst moet horen vóór naheffing omzetbelasting

De Hoge Raad heeft in een recent arrest duidelijke grenzen gesteld aan het opleggen van naheffingsaanslagen. Als de Belastingdienst de belastingplichtige niet expliciet uitnodigt om te reageren op een definitief voornemen tot naheffing, is het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel geschonden en moet de naheffingsaanslag worden vernietigd.

Casus

Een Nederlandse bv verricht reclamediensten voor twee gelieerde Zwitserse vennootschappen, zonder btw in rekening te brengen. De bv gaat ervan uit dat de diensten niet in Nederland belastbaar zijn. In 2005 start de Belastingdienst een boekenonderzoek naar de aangiften omzetbelasting 2001-2005. Op 22 februari 2006 stuurt de inspecteur een brief met zijn definitieve standpunt en een cijfermatig overzicht van de verschuldigde omzetbelasting. Zonder de bv expliciet uit te nodigen hierop te reageren, legt de inspecteur op 12 maart 2006 de naheffingsaanslag op.

Verdedigingsbeginsel

De Hoge Raad stelt vier duidelijke voorwaarden aan het verdedigingsbeginsel:

  1. de inspecteur moet de belastingplichtige tijdig en expliciet (“in niet mis te verstane bewoordingen”) informeren over de voorgenomen naheffingsaanslag;
  2. de inspecteur moet voldoende nauwkeurig de elementen vermelden die aan de naheffingsaanslag ten grondslag liggen;
  3. de inspecteur moet de belastingplichtige expliciet uitnodigen om zijn standpunten kenbaar te maken; en
  4. het moet voor de belastingplichtige duidelijk zijn dat de inspecteur de aanslag zal opleggen als hij geen gebruik maakt van deze gelegenheid.

Deze regels gelden ook tijdens een lopend boekenonderzoek en ook als de belastingplichtige al op de hoogte is van de feiten die tot de voorgenomen naheffingsaanslag leiden.

Formele hoorprocedure

De Hoge Raad benadrukt dat een boekenonderzoek het uitwisselen van informatie en standpunten omvat. Wanneer de inspecteur besluit dat hij voldoende informatie heeft om een belastingaanslag op te leggen, moet hij de belastingplichtige duidelijk informeren over de hoogte van de naheffingsaanslag en de elementen die daaraan ten grondslag liggen. Reguliere communicatie tijdens een boekenonderzoek is dus fundamenteel anders dan de formele uitnodiging die het verdedigingsbeginsel vereist.

Bewijslast

Belangrijk is dat de bewijslast bij de inspecteur ligt. Als de belastingplichtige stelt dat het verdedigingsbeginsel is geschonden, moet de inspecteur bewijzen dat hij de belastingplichtige expliciet heeft uitgenodigd om te reageren op zijn definitieve standpunt. Het is niet aan de belastingplichtige om aan te tonen dat hij niet voldoende is gehoord.

Extra toetsingsgrond 

Dit arrest versterkt de rechtspositie van belastingplichtigen aanzienlijk. Het maakt duidelijk dat communicatie tijdens een boekenonderzoek niet in de plaats kan komen van een expliciete uitnodiging om te reageren op een definitief voornemen tot naheffing. Belastingplichtigen die niet expliciet zijn uitgenodigd hebben met dit arrest een sterk argument om de rechtmatigheid van een naheffingsaanslag aan te vechten.

Bron:Hoge Raad | jurisprudentie | ECLI:NL:HR:2025:903 | 12-06-2025
Read more

Cryptohandel met trading bot is bron van inkomen

Een man begint in 2017 met het handelen in cryptovaluta. Hij richt zich op het behalen van voordeel door te profiteren van marktimperfecties. In essentie koopt de man cryptovaluta voor een prijs (iets) lager dan de marktprijs om die vervolgens tegen de marktprijs te verkopen, of verkoopt hij cryptovaluta tegen een prijs die (iets) hoger ligt dan de marktprijs om deze vervolgens tegen de marktprijs aan te kopen. De transacties zijn niet zonder risico. De tegengestelde transactie vindt pas plaats nadat de initiële transactie is afgewikkeld. Ontwikkelingen in de markt tussen de initiële transactie en de tegengestelde transactie kunnen ertoe leiden dat het resultaat van de combinatie van transacties negatief is.

Aanvankelijk voert de man de transacties handmatig uit, maar later in dat jaar ontwikkelt hij software om prijzen efficiënter te monitoren. Uiteindelijk bouwt hij een trading bot, die de transacties automatisch kan uitvoeren. Hiermee vergroot de man de efficiëntie van zijn handel aanzienlijk. 

In 2018 werkt hij verder aan de verfijning van zijn trading bot, waardoor deze zelfstandig en snel transacties kan uitvoeren. Halverwege dat jaar besluit hij zijn dienstverband te beëindigen om zich volledig te richten op de cryptohandel. Met zijn trading bot voert hij in dat jaar meer dan zesduizend transacties uit. De activiteit groeit aanzienlijk, zowel in volume als in complexiteit.

Begin 2019 vraagt de man aan de inspecteur of de handel in cryptovaluta als speculatief kan worden beschouwd en daarom geen bron van inkomen vormt. De inspecteur blijkt het hiermee niet eens en laat hem weten dat de behaalde resultaten in de heffing zullen worden betrokken. Wat volgt, is een discussie over de vraag of de handel in cryptovaluta belastbaar inkomen oplevert.

In hoger beroep bevestigt het hof dit oordeel van de inspecteur. De handelsresultaten zijn niet alleen het gevolg van speculatie. Er is volgens het hof sprake van een objectieve voordeelsverwachting. Ondanks de risico’s en schommelingen in marktprijzen is de verwachting objectief gezien realistisch dat de activiteiten winstgevend zullen zijn. Het hof oordeelt dat de inkomsten uit cryptohandel een bron van inkomen zijn en daarom terecht in de belastingheffing zijn betrokken.

Bron:Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:GHAMS:2025:1479 | 17-03-2025
Read more

Geen fiscale eenheid bij enkel houden van certificaten

Een in april 2018 opgerichte bv houdt certificaten van aandelen in een andere bv. De bv heeft drie hoofdactiviteiten. Het aantrekken van financiering door uitgifte van certificaten van aandelen, het verstrekken van leningen tegen rentevergoeding aan een gelieerde bv en het verrichten van managementdiensten aan gelieerde bv's. De inspecteur legt een naheffingsaanslag omzetbelasting op. Het hof stelt de inspecteur in het gelijk.

Geen fiscale eenheid

Het hof oordeelt dat de bv ondernemer is voor de btw, omdat zij geld heeft uitgeleend tegen rentevergoeding. Dit is een economische activiteit die onder het btw-bereik valt. Echter, de bv vormt in 2018 geen fiscale eenheid met de gelieerde bv's. Voor een fiscale eenheid is vereist dat de betrokken entiteiten financieel, organisatorisch en economisch verweven zijn. De organisatorische en economische verwevenheid staan niet ter discussie, maar aan de financiële verwevenheid is niet voldaan. Het hof benadrukt dat de certificering van aandelen in de weg staat aan financiële verwevenheid, omdat de zeggenschap die verbonden is aan het aandeelhouderschap in dat geval is gescheiden van het economisch belang. Het enkele bezit van certificaten van aandelen is onvoldoende voor financiële verwevenheid, tenzij sprake is van een uitzonderlijke situatie waarbij dezelfde persoon zowel de economische voordelen geniet als de zeggenschap uitoefent.

In deze zaak zijn de aandelen van beide bv's gecertificeerd, waarbij de zeggenschap (stemrechten) in handen is van verschillende bestuurders van de betrokken administratiekantoren. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste dat de zeggenschap en het economisch belang in dezelfde handen moeten zijn.

Geen aftrek voorbelasting

Nu er geen sprake is van een fiscale eenheid, moet het hof de vraag beantwoorden of de bv zelf recht op aftrek van voorbelasting heeft voor haar activiteiten.

  1. Verstrekken van leningen. Dit zijn financiële diensten die zijn vrijgesteld van btw. Vrijgestelde prestaties geven geen recht op aftrek van voorbelasting.
  2. Managementdiensten. Het hof oordeelt dat deze diensten in 2018 om niet werden verricht. Hoewel er een "business consultancy overeenkomst" is met een bedongen vergoeding van € 12.000, blijkt deze pas in 2021 te zijn opgesteld en ondertekend (met terugwerkende kracht). Tot op heden zijn de vergoedingen over 2018 niet gefactureerd. Het hof concludeert dat in 2018 geen vergoeding is bedongen en dus geen sprake is van belaste economische activiteiten.
  3. Uitgifte van certificaten van aandelen. Het uitgeven van certificaten valt buiten het bereik van de btw. Kosten hiervoor zouden alleen aftrekbaar zijn als ze onderdeel uitmaken van de algemene kosten die worden doorberekend in belaste prestaties. Aangezien de bv geen belaste prestaties verricht, is hiervoor ook geen recht op aftrek.
Bron:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLI:NL:GHARL:2025:3429 | 29-06-2025
Read more

Bestuurder voetbalclub vrijgepleit van vergrijpboete bij spelerstransfer

De Belastingdienst legt een vergrijpboete van € 440.000 op aan de ex-bestuurder van een voetbalclub. De ex-bestuurder zou feitelijk leiding hebben gegeven aan het ontduiken van loonheffingen. De zaak draait om de transfer van een voetballer naar een buitenlandse club. De speler vertrekt in 2014 voor een transfersom van € 13 miljoen. De club sluit twee overeenkomsten met het bedrijf van de zaakwaarnemer van de speler. Beide overeenkomsten geven recht op 15% van de netto transfersom. De Belastingdienst meent dat deze betalingen eigenlijk verkapte beloningen aan de speler zijn. Hierover heeft de club loonheffingen moeten afdragen. De voetbalclub zelf treft al een schikking met de Belastingdienst. Ze betaalt een vergrijpboete van € 250.000 en € 2,9 miljoen aan naheffingen.

Het standpunt van de Belastingdienst

De Belastingdienst stelt dat de ex-bestuurder weet van de constructie met de zaakwaarnemer. Hij is volgens de Belastingdienst actief betrokken bij de transfer. De inspecteur voert aan dat de bestuurder weet dat de commissie aan de zaakwaarnemer wordt doorbetaald aan de speler. Hij heeft daarom voor correcte loonheffing moeten zorgen. E-mailwisselingen zouden aantonen dat de club bewust een onjuiste voorstelling van zaken geeft. De betalingen worden later zelfs als 'scouting' gefactureerd.

Actief en effectief gedrag 

De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst onvoldoende heeft aangetoond dat de bestuurder feitelijk leiding gaf. Feitelijk leidinggeven vereist actief en effectief gedrag. De Belastingdienst heeft niet kunnen bewijzen dat betalingen uit de eerste overeenkomst daadwerkelijk bij de speler terecht zijn gekomen. Bij de tweede overeenkomst ontbreekt bewijs voor betrokkenheid van de bestuurder. De betalingen uit de tweede overeenkomst vinden plaats tussen mei en september 2015. De bestuurder is sinds maart 2015 niet meer werkzaam bij de club. De rechtbank benadrukt dat enkel bestuurder zijn onvoldoende is voor feitelijk leidinggeven. Er moet sprake zijn van actieve betrokkenheid bij de verboden gedraging.

Fiscale lessen

Louter bestuurder zijn is onvoldoende voor een vergrijpboete. De Belastingdienst moet concreet aantonen dat een bestuurder actief betrokken was. De inspecteur moet een directe link aantonen met de verboden gedraging.

Voor bestuurders is het belangrijk om duidelijk vast te leggen wanneer zij uittreden. Dit kan bescherming bieden tegen aansprakelijkheid voor latere overtredingen.

Bron:Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBGEL:2025:4322 | 04-06-2025
Read more

Aanmaningskosten terecht, ondanks beroep op verjaring

In 2016 ontvangt een ondernemer een naheffingsaanslag accijns van € 279.058. Zes jaar later, in 2022, ontvangt hij een aanmaning van de Belastingdienst met € 18 aanmaningskosten. De ondernemer betwist deze kosten, omdat hij meent dat zijn belastingschuld is verjaard. Hij stelt dat de uitstelbeschikkingen niet geldig zijn bekendgemaakt aan zijn voormalige boekhouder, waardoor de verjaringstermijn niet wordt verlengd.

Uitstelbeschikkingen niet geldig?

Belastingschulden vervallen na vijf jaar, maar deze termijn wordt verlengd met periodes van betalingsuitstel. De ondernemer betoogt dat de uitstelbeschikkingen niet geldig zijn, omdat:

  1. Zijn voormalige boekhouder geen machtiging heeft om namens hem op te treden bij de ontvanger over betalingskwesties.
  2. De Belastingdienst de uitstelbeschikkingen ook aan hemzelf had moeten sturen volgens interne richtlijnen.
  3. Hij betwijfelt of de boekhouder de beschikkingen daadwerkelijk heeft ontvangen. Het enkel versturen is volgens hem onvoldoende, omdat de ontvangsttheorie geldt.

Verjaringstermijn verlengd

Het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank en geeft de Belastingdienst gelijk. Het hof oordeelt dat belastingrechters bevoegd zijn om over verjaring te oordelen bij aanmaningskosten, anders dan bij belastingaanslagen zelf. De boekhouder is een geldige gemachtigde, omdat hij jarenlang namens de ondernemer bezwaar en beroep instelt tegen de naheffingsaanslag zonder dat dit ooit wordt betwist. De bewering dat hij geen gemachtigde is, vindt het hof ongeloofwaardig. Een machtiging voor heffingsaspecten strekt zich gewoonlijk ook uit tot inningsaspecten van dezelfde aanslag. 

Bekendmaking aan de gemachtigde is volgens vaste bestuursrechtspraak voldoende. Aanvullende verzending aan de belanghebbende is niet vereist. Het hof verwerpt de stelling over het niet ontvangen van de beschikkingen, omdat deze pas tijdens de rechtszitting wordt geopperd. 

Door het verleende uitstel wordt de vijfjarige verjaringstermijn effectief verlengd, waardoor de schuld nog niet is verjaard bij de aanmaning.

Conclusie

Deze uitspraak verduidelijkt belangrijke aspecten van verjaring bij belastingschulden. Uitstel van betaling verlengt de verjaringstermijn effectief. Het is essentieel dat machtigingen aan vertegenwoordigers duidelijk zijn gedefinieerd en dat tijdig wordt geprotesteerd tegen stellingen over bevoegdheden. Bovendien geldt bekendmaking aan een gemachtigde als geldige bezorging volgens het bestuursrecht. Een kopie aan de belanghebbende is niet noodzakelijk.

Bron:Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:GHAMS:2025:1420 | 14-05-2025
Read more

Beweerde verrekening telt niet mee bij verkrijgingsprijs

Een zakenman koopt in 2010 aandelen voor € 1.961 en verkoopt deze in 2011 voor € 386.947. De Belastingdienst berekent een vervreemdingsvoordeel uit aanmerkelijk belang van € 384.986. De zakenman beweert echter dat zijn werkelijke aankoopkosten veel hoger lagen, omdat hij tegelijkertijd vorderingen op de verkoper zou hebben verrekend. De zaak roept de vraag op hoe de verkrijgingsprijs van aandelen moet worden vastgesteld wanneer de koper beweert meer te hebben betaald dan de contractprijs. Telt een beweerde schuldverrekening mee als onderdeel van de aankoopprijs van aandelen?

Aandeelhouder: vorderingen verhogen verkrijgingsprijs

De aandeelhouder stelt dat zijn verkrijgingsprijs aanzienlijk hoger ligt dan de contractprijs. Hij had verschillende vorderingen op zijn zakenpartner uit hoofde van creditcardopnames, weggesluisde huur, voorgeschoten hotelkosten en leningen. In een brief uit december 2010 somt hij deze vorderingen op voor een totaal van ongeveer € 500.000. Volgens hem was het de bedoeling deze vorderingen te verrekenen bij de aankoop van de aandelen, waardoor de werkelijke verkrijgingsprijs veel hoger uitkomt. Ter ondersteuning overlegt hij een verklaring van de zakenpartner uit 2019 waarin deze bevestigt dat schulden werden verrekend.

Inspecteur: contractprijs is leidend

De inspecteur houdt vol dat de verkrijgingsprijs gewoon de contractprijs van € 1.961 bedraagt. Een hogere verkrijgingsprijs is alleen mogelijk als wordt bewezen dat daadwerkelijk een hogere tegenprestatie is gegeven. De beweerde verrekening van vorderingen is niet aantoonbaar, aldus de inspecteur. Bovendien hadden die vorderingen geen waarde, omdat de zakenpartner ‘technisch failliet’ was. Er bestaat geen causaal verband tussen de beweerde vorderingen en de aankoop van aandelen. De brief uit 2010 toont juist aan dat de vorderingen toen nog bestonden, niet dat ze waren verrekend, aldus de inspecteur.

Oordeel van het hof

Het hof verwerpt alle standpunten van de aandeelhouder en bevestigt de verkrijgingsprijs van € 1.961. Het hof oordeelt dat de aandeelhouder faalt in zijn bewijslast op drie cruciale punten:

  • Geen bewijs van hogere aandelenwaarde. De aandeelhouder toont niet aan dat de aandelen ten tijde van aankoop meer waard waren dan de betaalde prijs. Hij had geen waarderingsrapporten en wist zelf niet eens wat de waarde was.
  • Waardeloze vorderingen. De beweerde vorderingen hadden geen waarde, omdat de zakenpartner ‘technisch failliet’ was en er niets verhaalbaar was.
  • Ontbrekend causaal verband. Er bestaat geen verband tussen de vermeende verrekening en de aandelenaankoop. De brief uit december 2010 toont juist dat vorderingen toen nog bestonden, niet dat ze waren verrekend.

De verklaring van de zakenpartner uit 2019 is volgens het hof een onbetrouwbare reconstructie achteraf die inconsistent is met andere feiten. Het hof concludeert dat geen sprake is van verrekening van vorderingen bij de aankoop.

Degelijk bewijs

Deze uitspraak benadrukt het belang van degelijk bewijs bij het vaststellen van verkrijgingsprijzen van aandelen. Beweringen over verrekening van vorderingen moeten concreet worden onderbouwd met betrouwbare documentatie uit de tijd van de transactie. Vorderingen op insolvente debiteuren hebben geen waarde en kunnen niet als tegenprestatie gelden. Voor aandeelhouders geldt: zorg voor duidelijke documentatie van alle aspecten van de tegenprestatie bij aankoop en verkoop van aandelen. Achteraf gereconstrueerde verklaringen hebben weinig bewijswaarde.

Bron:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLI:NL:GHARL:2025:3270 | 26-05-2025
Read more