Posts by Yap-Administratie

Laag tarief bij tijdelijk gebruik van meer dan zes maanden

De staatssecretaris van Financiën heeft het beroep in cassatie ingetrokken tegen de uitspraak van Hof Den Haag van 10 april 2025. De uitleg van het hof biedt duidelijkheid omtrent de toepassing van het verlaagd tarief en de startersvrijstelling en draagt bij aan een verbetering van de uitvoerbaarheid van de regeling, aldus de staatssecretaris.

Tijdstipbelasting

Aangezien de overdrachtsbelasting een tijdstipbelasting is, dient de toepassing van het verlaagd tarief en de startersvrijstelling op het moment van verkrijging te worden getoetst. In hoeverre kan aan het hoofdverblijfcriterium worden voldaan als reeds voor of op het moment van de verkrijging vaststaat dat de woning slechts tijdelijk als hoofdverblijf zal worden gebruikt?

Zes maanden

Voor het begrip ‘anders dan tijdelijk’ kan worden aangesloten bij de termijn van zes maanden die in de parlementaire geschiedenis wordt genoemd. Deze termijn van zes maanden kan worden aangehouden voor zowel de hoofdverblijfverklaring als voor de periode van het daadwerkelijk als hoofdverblijf gebruiken van de woning. Een en ander behoudens situaties van oneigenlijk gebruik of misbruik.

Bron:Ministerie van Financiën | publicatie | 2025-0000015214 | 18-06-2025
Read more

Aanmaningskosten terecht, ondanks beroep op verjaring

In 2016 ontvangt een ondernemer een naheffingsaanslag accijns van € 279.058. Zes jaar later, in 2022, ontvangt hij een aanmaning van de Belastingdienst met € 18 aanmaningskosten. De ondernemer betwist deze kosten, omdat hij meent dat zijn belastingschuld is verjaard. Hij stelt dat de uitstelbeschikkingen niet geldig zijn bekendgemaakt aan zijn voormalige boekhouder, waardoor de verjaringstermijn niet wordt verlengd.

Uitstelbeschikkingen niet geldig?

Belastingschulden vervallen na vijf jaar, maar deze termijn wordt verlengd met periodes van betalingsuitstel. De ondernemer betoogt dat de uitstelbeschikkingen niet geldig zijn, omdat:

  1. Zijn voormalige boekhouder geen machtiging heeft om namens hem op te treden bij de ontvanger over betalingskwesties.
  2. De Belastingdienst de uitstelbeschikkingen ook aan hemzelf had moeten sturen volgens interne richtlijnen.
  3. Hij betwijfelt of de boekhouder de beschikkingen daadwerkelijk heeft ontvangen. Het enkel versturen is volgens hem onvoldoende, omdat de ontvangsttheorie geldt.

Verjaringstermijn verlengd

Het hof bevestigt het oordeel van de rechtbank en geeft de Belastingdienst gelijk. Het hof oordeelt dat belastingrechters bevoegd zijn om over verjaring te oordelen bij aanmaningskosten, anders dan bij belastingaanslagen zelf. De boekhouder is een geldige gemachtigde, omdat hij jarenlang namens de ondernemer bezwaar en beroep instelt tegen de naheffingsaanslag zonder dat dit ooit wordt betwist. De bewering dat hij geen gemachtigde is, vindt het hof ongeloofwaardig. Een machtiging voor heffingsaspecten strekt zich gewoonlijk ook uit tot inningsaspecten van dezelfde aanslag. 

Bekendmaking aan de gemachtigde is volgens vaste bestuursrechtspraak voldoende. Aanvullende verzending aan de belanghebbende is niet vereist. Het hof verwerpt de stelling over het niet ontvangen van de beschikkingen, omdat deze pas tijdens de rechtszitting wordt geopperd. 

Door het verleende uitstel wordt de vijfjarige verjaringstermijn effectief verlengd, waardoor de schuld nog niet is verjaard bij de aanmaning.

Conclusie

Deze uitspraak verduidelijkt belangrijke aspecten van verjaring bij belastingschulden. Uitstel van betaling verlengt de verjaringstermijn effectief. Het is essentieel dat machtigingen aan vertegenwoordigers duidelijk zijn gedefinieerd en dat tijdig wordt geprotesteerd tegen stellingen over bevoegdheden. Bovendien geldt bekendmaking aan een gemachtigde als geldige bezorging volgens het bestuursrecht. Een kopie aan de belanghebbende is niet noodzakelijk.

Bron:Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:GHAMS:2025:1420 | 14-05-2025
Read more

Ondanks ANBI-status zijn belastingen en huur niet aftrekbaar als gift

Een belastingplichtige probeert haar betaalde belastingen en huur af te trekken als giften en doet spontaan aangifte 2017. De vrouw constateert dat de Staat der Nederlanden, haar gemeente en de woonstichting alle drie de ANBI-status hebben. Zij is van mening dat álle betalingen aan ANBI’s automatisch kwalificeren als aftrekbare giften.

De inspecteur is het niet eens met de vrouw. Hij staat de aftrek niet toe en legt voor 2017 een aanslag op van € 219. De vrouw stelt dat die aanslag moet worden vernietigd. Hij is opgelegd in 2023 en dat is ruim buiten de termijn van drie jaar.

Geen aftrekbare gift

De rechtbank geeft de vrouw geen gelijk. Belastingen en premies aan overheidsorganen zijn geen bevoordeling uit vrijgevigheid. Zij vloeien voort uit wettelijke verplichtingen. Huurbetalingen kwalificeren evenmin als giften. Tegenover de betaling staat een tegenprestatie, namelijk woongenot. Het ANBI-karakter van de ontvanger maakt betalingen niet automatisch tot aftrekbare giften. Er moet sprake zijn van vrijgevigheid. De mandaten van belastingdienstmedewerkers zijn rechtsgeldig en natte handtekeningen zijn niet verplicht voor geldige besluiten. 

Reformatio in peius

Wat betreft de aanslag 2017 oordeelt de rechtbank dat deze rechtsgeldig is opgelegd, ook al gebeurt dit buiten de driejaarsgrens. De vrouw doet immers zelf spontaan aangifte binnen de vijfjaarsgrens, wat geldt als verzoek om een teruggaaf. Omdat de giften echter niet aftrekbaar zijn, moet de aanslag op nihil worden gesteld. Een belastingplichtige mag door het instellen van een bezwaar niet in een slechtere positie komen. De rechtbank is van oordeel dat dit beginsel ook van toepassing is als een belastingplichtige een verzoek om teruggave van belasting doet.

Bron:Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2025:5293 | 16-04-2025
Read more

Nultarief geweigerd bij onduidelijk vervoer naar Duitsland

Een machinehandelaar koopt een machine en verkoopt deze door aan een Duitse afnemer. Het bedrijf past het nultarief toe bij de verkoop en vraagt de btw terug over de inkoop. De Belastingdienst betwist echter dat de machine daadwerkelijk naar Duitsland is vervoerd vanwege inconsistenties in vrachtbrieven en getuigenverklaringen. Voor exporterende ondernemers rijst de vraag welk bewijs nodig is voor toepassing van het nultarief bij intracommunautaire leveringen. 

Transport naar Duitsland

De machinehandelaar stelt dat de machine correct naar de Duitse afnemer is vervoerd en het nultarief daarom terecht is toegepast. Als bewijs voert het bedrijf vier vrachtbrieven aan, plus getuigenverklaringen van betrokkenen. De machine wordt in delen vervoerd naar het Duitse bedrijf, wat de verschillende transportdocumenten verklaart. Het bedrijf beroept zich ook op de onschuldpresumptie: in de strafzaak over dezelfde btw-aangifte is een van de bestuurders vrijgesproken van opzettelijk onjuiste aangifte.

Te veel feiten kloppen niet 

De rechtbank oordeelt dat het bedrijf niet slaagt in de bewijslast. Te veel feiten kloppen niet met elkaar. De rechtbank oordeelt dat de kilometerregistraties geen begin- en eindbestemming vermelden, geregistreerde afstanden kloppen niet met werkelijke afstanden naar Duitsland, de Duitse belastingdienst meldt dat het afleveradres niet bestaat en getuigen geven inconsistente verklaringen. Eén chauffeur ontkent zelfs zijn handtekening op een vrachtbrief en stelt nooit naar Duitsland te zijn gereden. Deze ongerijmdheden maken het onmogelijk te concluderen dat de machine daadwerkelijk naar Duitsland is vervoerd. Het feit dat het bedrijf in de strafzaak is vrijgesproken, doet niet ter zake. Belastingrecht en strafrecht hanteren verschillende bewijskaders.

Zorgvuldige documentatie

Deze uitspraak toont het belang van zorgvuldige documentatie bij intracommunautaire leveringen aan. Uit de problemen in deze zaak wordt duidelijk wat wél goed bewijs zou zijn geweest:

  • complete kilometerregistraties met duidelijke begin- en eindbestemmingen van alle ritten;
  • kloppende afstanden die overeenkomen met werkelijke routes naar het Duitse afleveradres;
  • bestaand en geverifieerd afleveradres dat door Duitse autoriteiten kan worden bevestigd;
  • consistente vrachtbrieven met correcte handtekeningen van chauffeurs die de ritten daadwerkelijk hebben uitgevoerd;
  • eenduidige getuigenverklaringen van alle betrokkenen zonder wisselende verhalen achteraf;
  • echte orderbevestigingen en correspondentie die aansluiten bij de feitelijke levering;
  • tachograafgegevens die de ritten naar Duitsland bevestigen;
  • bevestiging van ontvangst, ondertekend door de Duitse afnemer op de afleverlocatie;
  • btw-nummerverificatie van de Duitse afnemer bij de Duitse belastingdienst;
  • bewijs van daadwerkelijke betaling door de Duitse afnemer;
  • fotodocumentatie van de machine op de Duitse locatie;
  • eventuele douanepapieren of andere transportdocumenten;
  • verzekeringspapieren voor het transport naar Duitsland.

Voor exporterende bedrijven geldt: zorg voor waterdichte administratie zonder onduidelijkheden of tegenstrijdigheden. Elke inconsistentie kan leiden tot weigering van het nultarief en kostbare naheffingen.

Bron:Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:3318 | 27-05-2025
Read more

Btw aftrekbaar bij short-stay verhuur appartementen

Een ontwikkelaar verbouwt een monumentale boerderij tot vijf appartementen en vraagt € 170.000 aan btw terug over de verbouwingskosten. Het bedrijf wil de appartementen volledig gemeubileerd verhuren voor maximaal zes maanden aan tijdelijke bewoners, zoals expats en uitwisselingsstudenten. De Belastingdienst weigert de btw-teruggaaf, omdat normale woningverhuur btw-vrijgesteld is. Voor vastgoedontwikkelaars rijst de vraag wanneer verhuur precies belast is. Wanneer valt verhuur van gemeubileerde appartementen onder de btw-belaste short-stay uitzondering?

Short-stay-uitzondering

Het ontwikkelbedrijf stelt dat de geplande verhuur van de appartementen btw-belast is. De appartementen worden volledig gemeubileerd verhuurd voor maximaal zes maanden aan mensen die tijdelijk in Nederland verblijven, zoals expats en uitwisselingsstudenten. De huurders hoeven niet te zorgen voor inventaris of onderhoud. Deze verhuur concurreert volgens het bedrijf direct met hotels en vakantieverblijven, waardoor de short-stay uitzondering van toepassing is. Dit maakt de verhuur btw-belast en de verbouwkosten aftrekbaar.

De inspecteur houdt vol dat de verhuur btw-vrijgesteld is, omdat het in zijn ogen gewone woningverhuur betreft. De appartementen hebben in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (het BAG) een woonfunctie en zij kunnen voor langere duur worden gebruikt. De short-stay uitzondering geldt alleen voor echte hotel- en vakantieaccommodatie, niet voor appartementen die ook als gewone woning kunnen dienen. Omdat de verhuur vrijgesteld is, komt de btw op verbouwkosten niet voor aftrek in aanmerking.

Btw-belast

De rechtbank oordeelt dat het ontwikkelbedrijf volledig gelijk heeft door toepassing van de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Volgens die criteria moet het gaan om verblijfsruimten die zijn toegerust om kort te verblijven, zonder dat de huurder belast is met de zorg voor inventaris. Het bedrijf maakt aannemelijk dat het de appartementen volledig gemeubileerd wil verhuren voor maximaal zes maanden. Deze prestatie concurreert direct met hotels, omdat beide sectoren verblijf aanbieden voor relatief korte perioden met volledige uitrusting. Het feit dat de appartementen in het BAG een woonfunctie hebben, doet niet ter zake. De aard van de prestatie is beslissend. Omdat het bedrijf accommodatie verstrekt die concurreert met hotel- en vakantiebestedingsbedrijven, valt de verhuur onder de short-stay uitzondering en is deze btw-belast.

Maatwerk

Deze uitspraak bevestigt opnieuw de toepassing van criteria die de Hoge Raad al in 2007 vaststelde voor short-stay verhuur. De criteria zijn al jarenlang helder: kort verblijf, volledig gemeubileerd, geen zorg voor inventaris en concurrentie met hotels. De regels zijn duidelijk, maar de toepassing vraagt maatwerk per situatie.

Bron:Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:3298 | 27-05-2025
Read more

Verdeling box 3 vermogen en keuze voljaars partnerschap niet via ambtshalve vermindering aan te passen

Fiscale partners kunnen de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen onderling verdelen in iedere gewenste verhouding. De keuze maken zij in de aangifte. Een gemaakte keuze kan nog worden gewijzigd tot het moment waarop de aanslagen van beide partners onherroepelijk vaststaan. Een aanslag is onherroepelijk geworden als de bezwaartermijn is verstreken. Dat een onherroepelijk vaststaande belastingaanslag ambtshalve kan worden verminderd, betekent niet dat de gekozen verdeling kan worden herzien via een verzoek om ambtshalve vermindering.

Een belastingplichtige die voor een deel van het kalenderjaar een fiscale partner heeft, wordt geacht het gehele kalenderjaar die partner te hebben gehad indien beiden daarvoor kiezen. De keuze wordt gemaakt bij verzoeken in verband met voorlopige teruggaaf of bij de aangifte. De keuze kan niet meer worden herzien als de aanslagen onherroepelijk vaststaan. Ook voor deze keuze geldt dat het niet mogelijk is om deze via een verzoek om ambtshalve vermindering alsnog te wijzigen.

Bron:Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:3325, BRE 24/7608 | 27-05-2025
Read more

Voordeel optie is uitdeling aan dga door te hoge huur bv

Een dga is aandeelhouder en bestuurder van twee bv’s. Een van deze bv’s verhuurt een pand aan de andere bv. Dit pand wordt verkocht aan een derde, die het pand aan de bv blijft verhuren. Hierbij wordt een huurprijs overeengekomen die veel hoger is dan de getaxeerde markthuur. Tevens wordt overeengekomen dat de dga het pand op een later tijdstip mag overnemen tegen een koopprijs die afneemt met iedere maand die verstrijkt na de verkrijging. De inspecteur is van mening dat het voordeel van deze optie moet worden belast als inkomen uit aanmerkelijk belang. De dga is het hier niet mee eens en gaat in beroep.

Optie

De optie geeft de dga het recht om het pand te kopen tegen een vastgestelde prijs van € 500.000, verminderd met een bedrag van € 2.250 voor elke maand die verstrijkt na de aankoop. Met andere woorden, hoe langer de dga wacht met het uitoefenen van de optie, hoe lager de uiteindelijke koopprijs zal zijn. Dit prijsmechanisme maakt de optie gunstiger naarmate de tijd vordert.

Het verband tussen de huurprijs en de optie

De overeengekomen huurprijs tussen de overnemer en de bv (€ 82.956 per jaar) ligt ver boven de markthuurwaarde (€ 51.920 volgens een recente taxatie). Deze hogere huur zorgt er in feite voor dat de overnemer financiering krijgt voor het verstrekken van de optie. De compensatie voor de hoge huur komt echter niet ten goede aan de bv (de huurder), maar aan de dga in privé, omdat hij de optie ontvangt.

Uitdeling

De rechtbank concludeert dat de waarde van de optie inderdaad een vermogensverschuiving van de bv naar de dga betekent. De bv betaalt immers meer huur dan zakelijk gerechtvaardigd, waardoor zij verarmde. Het voordeel van de koopoptie komt volledig aan de dga toe. Dit wordt gezien als een uitdeling, die terecht wordt belast. De bevoordeling is niet zakelijk en partijen, waaronder de dga, moeten zich hiervan bewust zijn geweest.

Bron:Rechtbank Den Haag | jurisprudentie | ECLI:NL:RBDHA:2025:5399 | 20-03-2025
Read more

Belastingdienst is niet verplicht jaarlijks papieren aangiftebiljet toe te sturen

Een belastingplichtige weigert digitaal aangifte te doen vanwege privacybezwaren. Hij vindt dat de Belastingdienst hem automatisch elk jaar een papieren aangiftebiljet moet sturen. Nu moet hij telkens zelf bellen om een papieren formulier op te vragen. Voor burgers en hun adviseurs roept dit de vraag op hoe ver digitalisering mag gaan en welke rechten papierliefhebbers nog hebben. De man wacht met het aanvragen van een papieren biljet totdat de aanmaningstermijn is verlopen. Zo laat hij het aankomen op een boete. De boete kan hij aangrijpen om een antwoord te krijgen op zijn vraag. Mag de Belastingdienst burgers verplichten om elk jaar opnieuw een papieren aangiftebiljet aan te vragen?

Aangiftebiljet jaarlijks aanvragen?

De inspecteur houdt vol dat de huidige werkwijze correct is. Niemand wordt gedwongen om digitaal aangifte te doen. Papieren aangiften blijven op verzoek mogelijk. De Belastingdienst kiest bewust voor een eenvoudige uitvoeringsstructuur met zo min mogelijk verschillende processen, gelet op de enorme hoeveelheden jaarlijks te verwerken aangiften. Het jaarlijks aanvragen van een papieren biljet is een simpele handeling die weinig tijd kost.

De man stelt dat de Belastingdienst hem jaarlijks automatisch een papieren aangiftebiljet moet toesturen, net zoals dat in het verleden gebeurde. Hij verzet zich tegen het verplicht moeten doen van digitale aangiften vanwege risico's zoals hacking en diefstal van digitale gegevens. De man beroept zich op zijn grondwettelijk privacyrecht en vindt het onredelijk dat hij elk jaar zelf moet verzoeken om een papieren formulier. De Belastingdienst kan volgens hem eenvoudig een registratie bijhouden van mensen die op papier aangifte willen doen.

Simpele handeling

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur grotendeels gelijk heeft. Het verplichten van burgers om elk jaar een papieren aangiftebiljet aan te vragen is niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Voor elke burger betekent dit slechts één keer per jaar een simpele, snel uit te voeren handeling waarbij vrijwel geen gegevens hoeven te worden aangeleverd. Burgers hoeven er ook niet zelf aan te denken, zij krijgen eerst een uitnodiging die hen eraan herinnert. De Belastingdienst mag kiezen voor een zo eenvoudig mogelijke uitvoeringsstructuur, gelet op de enorme aantallen te verwerken aangiften. De verzuimboete is daarom terecht opgelegd. Wel verlaagt de rechtbank de boete van € 385 naar € 200. De man deed namelijk opzettelijk te laat aangifte om een rechterlijke uitspraak af te dwingen over zijn principiële bezwaar. De rechtbank houdt rekening met dit bijzondere motief. 

Aangifte op papier

Voor wie dat wil, is het nog steeds mogelijk om op papier aangifte te doen. Automatische toezending door de Belastingdienst is echter niet verplicht. Vraag tijdig een papieren biljet aan als u niet digitaal aangifte wilt doen. Het vergeten van deze aanvraag kan leiden tot een verzuimboete voor het niet of te laat doen van aangifte.

Bron:Rechtbank Noord-Nederland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNNE:2025:1922 | 19-05-2025
Read more

Opgebouwde verlofdagen in het buitenland tellen mee bij voorkoming dubbele belasting

Een werknemer in de scheepvaart gaat in beroep bij de rechter tegen de Belastingdienst over voorkoming van dubbele belasting en krijgt gelijk. De man werkt 35 dagen op een schip in het buitenland. Werknemers op dit schip werken twaalf uur per dag en verblijven 24 uur aan boord. Voor elke werkdag bouwen zij één verlofdag op. Dit is aanzienlijk meer dan bij reguliere banen. De werknemer stelt dat de verlofaanspraken die opgebouwd zijn tijdens het werk in het buitenland ook meetellen voor de voorkoming van dubbele belasting en claimt een aftrekpost van ruim € 17.000. De Belastingdienst kent slechts iets meer dan € 9.000 toe. 

Standpunten van partijen

De Belastingdienst houdt vast aan een strikte interpretatie en stelt dat alleen het loon voor dagen waarop werknemers fysiek arbeid verrichten op het schip in aanmerking komt voor aftrek, wat de aftrek van meer dan € 9.000 oplevert. De inspecteur sluit hiermee verlofaanspraken uit die tijdens de buitenlandse werkzaamheden ontstaan. De werknemer kiest daarentegen voor een bredere benadering. Volgens zijn berekening bedraagt de aftrek ruim € 17.000.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelt dat de werknemer volledig gelijk heeft. Het loon omvat alle voordelen en aanspraken die werknemers genieten als tegenprestatie voor hun arbeid aan boord van schepen. Dit is niet alleen het rechtstreeks met gewerkte uren samenhangende loon, maar ook:

  • pensioenaanspraken;
  • eindejaarsuitkeringen;
  • toeslagen;
  • verlofaanspraken.

De rechtbank oordeelt dat een verlofaanspraak in feite een recht vormt op doorbetaling van loon, terwijl geen arbeid wordt verricht. Voor elke dag dat een werknemer aan boord van het schip in het buitenland werkt, krijgt hij niet alleen recht op loon over die dag, maar ook recht op doorbetaling van loon over één op te nemen vrije dag. De rechtbank baseert haar oordeel op een eerder arrest van de Hoge Raad over tijdsevenredige toerekening van vakantierechten aan de werkstaat.
 

Bron:Rechtbank Noord-Nederland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNNE:2025:1923 | 19-05-2025
Read more

Geen belastingrente bij afzonderlijk verzoek belastingkorting

Een ondernemer vraagt rentevergoeding van de Belastingdienst, omdat haar belastingteruggave te laat komt. De vrouw beweert dat haar definitieve aanslag conform haar aangifte is vastgesteld en dat zij daarom recht heeft op belastingrente. Het probleem ontstaat omdat haar aangifteprogramma het niet toelaat om een bepaalde belastingkorting direct in te voeren. Zij moet hiervoor een afzonderlijk verzoek indienen. Voor de ondernemer rijst de vraag wanneer een aanslag als 'conform de aangifte' geldt en wanneer een recht op rente over late terugbetalingen ontstaat. 

Verzoek belastingkorting

De ondernemer stelt dat zij recht heeft op belastingrente, omdat de Belastingdienst haar aanslag volledig baseert op gegevens uit haar tijdig ingediende aangifte en haar aanvullende verzoek om belastingkorting. Omdat haar aangiftesoftware geen mogelijkheid biedt om de belastingkorting direct in te voeren, dient zij op dezelfde dag als de aangifte een separaat verzoek in. Onder deze omstandigheden moet volgens haar worden aangenomen dat de aanslag conform de aangifte is opgelegd. Dit geeft volgens de wet recht op rentevergoeding bij late uitbetaling.

Conform de aangifte?

De inspecteur houdt vol dat er geen sprake is van een aanslag 'conform de aangifte'. De belastingkorting komt immers niet voort uit de aangifte zelf, maar uit een aparte beslissing die de Belastingdienst neemt naar aanleiding van het verzoek. Het aangiftesysteem laat terecht niet toe de korting direct in te voeren, omdat deze eerst moet worden beoordeeld en moet worden goedgekeurd via een aparte procedure.

Gescheiden procedures 

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur gelijk heeft. Er is geen sprake van een aanslag conform de ingediende aangifte. De belastingkorting volgt niet uit de aangifte zelf, maar uit een aparte beslissing die de Belastingdienst neemt. Het maakt niet uit dat beide documenten op dezelfde dag worden ingediend. Het blijven gescheiden procedures. Het aangiftesysteem werkt correct door de korting niet toe te laten, omdat deze eerst moet worden beoordeeld. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die de wetgever over het hoofd zag. Bovendien kan de ondernemer zelf een voorlopige aanslag aanvragen om eerder geld te ontvangen.

Voorlopige aanslag aanvragen

Deze uitspraak maakt duidelijk dat ondernemers alleen belastingrente krijgen als hun definitieve aanslag volledig overeenkomt met hun ingediende aangifte. Aparte verzoeken en beslissingen doorbreken deze regel, ook bij gelijktijdige indiening. Voor de praktijk betekent dit: vraag tijdig voorlopige aanslagen aan om rentenadeel te voorkomen.

Bron:Rechtbank Zeeland-West-Brabant | jurisprudentie | ECLI:NL:RBZWB:2025:2927 | 13-05-2025
Read more