Het is bijna zover: de aangifte inkomstenbelasting (IB) voor het belastingjaar 2018. Van 1 maart 2019 tot 1 mei 2019 kan de aangifte weer worden ingediend. Hieronder zetten we vijf belangrijke aandachtspunten onder elkaar.

 

1. Restant persoonsgebonden aftrek

Uw klant kan in een kalenderjaar extra uitgaven aftrekken in de aangifte inkomstenbelasting: de persoonsgebonden aftrek (PGA). Het gaat dan bijvoorbeeld om extra uitgaven voor zorg, studie en giften. Kan een belastingplichtige zijn PGA in een bepaald kalenderjaar niet volledig verrekenen vanwege onvoldoende inkomen, dan ontstaat het zogenaamde restant PGA. Is dit het geval, dan schuift deze resterende PGA door naar het eerstvolgende kalenderjaar.

2. Eigen woning en echtscheiding

In 2018 bedraagt het maximale percentage waartegen eigenwoningkosten kunnen worden afgetrokken 49,5 procent. De eigenwoningaftrek wordt eerst tegen maximaal 51,95 procent berekend, daarna volgt een correctie in de aangifte om rekening te houden met de maximering.

Is uw klant in 2018 gescheiden, dan kan dit onder andere gevolgen hebben voor de hypotheekrenteaftrek van de eigen woning. Uw klant kan alleen gebruik maken van deze aftrek als hij eigenaar is van zowel de eigen woning als de bijbehorende schuld. Betaalt uw klant voor een woning, maar is dit niet zijn eigendom? Dan heeft uw klant géén recht op hypotheekrenteaftrek voor de eigen woning.

Gaat uw klant scheiden en neemt één van de ex-partners de woning over, let dan ook op de financieringskosten. Controleer verder of de kosten die uw klant in aftrek neemt in de aangifte daadwerkelijk betrekking hebben op de hypotheek. Zo ja, dan komen de kosten mogelijk in aanmerking voor aftrek in de aangifte.

Het begrip woongenot speelt een belangrijke rol in de situatie van een gezamenlijke eigen woning. De waarde van het woongenot is gelijk aan het eigenwoningforfait. Blijft één van de partners na de scheiding in de gezamenlijke eigen woning wonen en heeft die een deel van de woning in eigendom? Dan geldt het andere deel als ‘ontvangen woongenot’. De blijvende partner moet het ontvangen woongenot opgeven als ontvangen alimentatie. De vertrekkende partner kan het verstrekte woongenot in aftrek brengen.

3. Studiekosten

Belastingplichtigen mogen onder bepaalde voorwaarden scholingsuitgaven als aftrekpost opvoeren in de aangifte IB. Het is niet toegestaan om scholingsuitgaven af te trekken als nog sprake is van enige vorm van studiefinanciering, zoals het recht om te lenen bij Dienst Uitvoering & Onderwijs.

Wanneer is aftrek van scholingsuitgaven wel toegestaan? Als een belastingplichtige geen studiefinanciering ontvangt en daarop ook geen recht heeft. Verder moet de betreffende studie of opleiding voor een (toekomstig) beroep zijn. En het moet gaan om een leertraject. Dat wil zeggen dat belastingplichtige kennis opdoet onder begeleiding of toezicht van bijvoorbeeld een leraar.

4. Verdeling fiscaal partnerschap

Fiscale partners kunnen een aantal gemeenschappelijke inkomensbestanddelen onderling verdelen. Dit geldt voor bepaalde inkomensbestanddelen van box 1 en inkomen box 2 en box 3. Om deze onderlinge verdeling toe te passen, moeten de partners het hele jaar elkaars fiscale partner zijn. Het verdelen is makkelijker als beide partners samen aangifte doen.

De belangrijkste elementen die fiscale partners onderling kunnen verdelen zijn:

  • het saldo van de inkomsten en aftrekposten van de eigen woning
  • de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen (box 3)
  • het (restant) persoonsgebonden aftrek

5. Ervenrekening

De Belastingdienst ziet in de praktijk dat erfgenamen vaak ten onrechte vergeten een ervenrekening op te nemen in hun aangifte IB. De ervenrekening vormt een onderdeel van de totale (onverdeelde) nalatenschap. Erfgenamen moeten het saldo op de peildatum van een ervenrekening dan ook aangeven in box 3 van hun aangifte IB.

Bron: Belastingdienst